Jeremia 31:14-28 2

De priesters schenk Ik overvloedig offervlees. Ik overstelp Mijn volk met al het goede – spreekt de HEER. Dit zegt de HEER: In Rama hoort men klagen, bitter treuren. Rachel beweent haar zonen, zij wil niet worden getroost. Haar kinderen zijn er niet meer. Maar dit zegt de HEER: Huil niet langer, droog je tranen. Je zorg voor hen wordt nu beloond – spreekt de HEER. Ze keren terug uit het land van de vijand. Je hebt een hoopvolle toekomst, je kinderen keren naar hun eigen land terug – spreekt de HEER. Ik heb wel gehoord hoe Efraïm treurt: “U hebt mij geslagen als een jonge os die nog niet is afgericht.

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 31:29-40 3

Dan zal men niet meer zeggen: “Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden,” maar zal wie zondigt om zijn eigen zonden sterven. Wanneer iemand onrijpe druiven eet, zullen zijn eigen tanden stroef worden. De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, een ander verbond dan Ik met hun voorouders sloot toen Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze Mij toebehoorden – spreekt de HEER. Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER:

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 32:1-12 De akker in Anatot 1

In het tiende regeringsjaar van koning Sedekia van Juda (het achttiende regeringsjaar van Nebukadnessar, de koning van Babylonië) richtte de HEER zich tot Jeremia. De troepen van Nebukadnessar belegerden Jeruzalem en de profeet Jeremia zat gevangen in het kwartier van de wacht, dat tot het paleis van de koning van Juda behoorde. Koning Sedekia had hem daar gevangengezet omdat hij had geprofeteerd: ‘Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de koning van Babylonië; hij zal haar innemen. Koning Sedekia van Juda zal niet aan de Chaldeeën ontsnappen, maar aan de koning van Babylonië worden uitgeleverd.

0Shares
Lees meer ...