Page 1 of 2
1 2

Jeremia 51:27-40 3

Steek overal op aarde de strijdvaan op. Blaas de ramshoorn onder alle volken, in het rijk van Ararat, Minni en Askenaz. Bereid ze voor op de strijd tegen Babel. Stel officieren aan die de veldtocht leiden. Laat woeste paarden aanstormen, als een bende sprinkhanen. Bereid vele volken voor op de strijd, de koning van Medië, bestuurders en bevelhebbers, allen in het rijk waarover hij heerst. De aarde beeft en schreeuwt als in barensnood. De HEER voert Zijn plannen tegen Babel uit: Hij maakt het land tot een onbewoonde woestenij. De Babyloniërs staken de strijd, de soldaten komen hun forten niet meer uit. Hun kracht verdampt, ze worden als vrouwen. De huizen worden in brand gestoken, de sluitboom van de stadspoort wordt verbrijzeld.

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 51:41-54 4

Ach, nu is Sesach veroverd, nu is het sieraad van de hele aarde ingenomen, nu is Babel een schrikbeeld voor elk volk. Een zee rijst op tegen Babel, het wordt overspoeld door machtige golven. De steden eromheen worden een woestenij, een uitgedroogde vlakte, een dorre woestijn. Niemand zal er wonen, geen mens trekt erdoorheen. Ik zal Bel, de god van Babel, straffen. Ik dwing hem heel zijn prooi weer uit te braken, de toestroom van de volken is voorbij. Babels muren zullen vallen! Vlucht, Mijn volk, ontvlucht de stad, laat ieder vluchten voor de grote toorn van de HEER.

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 51:55-64 5

De HEER vernietigt Babel, Hij maakt een einde aan het feestgedruis. Zijn troepen overspoelen het als donderende golven. Een vernietiger trekt op tegen Babel, de soldaten geven zich gewonnen, hun bogen worden stukgebroken. Want de HEER is een God die wreekt, Zijn vergelding kan niet worden afgewend. Ik zal Babels leiders en wijzen, bestuurders, bevelhebbers en soldaten dronken voeren. Ze vallen voorgoed in slaap, ze worden nooit meer wakker – spreekt de Koning, wiens naam is HEER van de hemelse machten. Dit zegt de HEER van de hemelse machten:

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 52:1-11 De verwoesting van Jeruzalem 1

Sedekia was eenentwintig jaar oud toen hij koning werd. Elf jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Chamutal, een dochter van Jirmeja, uit Libna. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, precies zoals Jojakim. De HEER was zo woedend op Jeruzalem en Juda dat Hij ze uiteindelijk verstootte. Sedekia kwam tegen de koning van Babylonië in opstand. In het negende jaar van zijn regering, op de tiende dag van de tiende maand, kwam koning Nebukadnessar van Babylonië met heel zijn leger bij Jeruzalem aan en ze sloegen er hun kamp op.

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 52:12-22 De verwoesting van Jeruzalem 2

Op de tiende dag van de vijfde maand, in het negentiende regeringsjaar van koning Nebukadnessar van Babylonië, trok diens vertegenwoordiger Nebuzaradan, de commandant van zijn lijfwacht, Jeruzalem binnen. Hij stak de tempel van de HEER in brand, en ook het koninklijk paleis en alle andere huizen van Jeruzalem; alle huizen van de welgestelden gingen in vlammen op. Het Chaldese leger, dat onder zijn bevel stond, haalde de stadsmuren van Jeruzalem neer. De mensen die nog in de stad overgebleven waren, onder wie de armen, werden door commandant Nebuzaradan als ballingen weggevoerd,

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 52:23-34 De verwoesting van Jeruzalem 3

Ze hadden vier zijden, waarop zesennegentig granaatappels bevestigd waren; in totaal telde het vlechtwerk honderd granaatappels. De hogepriester Seraja, zijn plaatsvervanger Sefanja en de drie priesters die aan het hoofd van de tempelwacht stonden werden door Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, gevangengenomen. En uit de stad haalde hij de raadsheer die belast was met oorlogszaken, zeven van de raadsheren die vrij toegang hadden tot de koning, de secretaris van de opperbevelhebber, die het volk onder de wapenen riep, en zestig mensen uit het gewone volk.

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 1:1-10 Eerste lied: Het bittere lot van Jeruzalem 1

Ach, hoe eenzaam zit zij neer, de eens zo levendige stad. Een weduwe is ze geworden, zij die groot was onder de volken, de vorstin van de gewesten is tot slavernij vervallen. Heel de nacht weent zij, haar wangen zijn nat van tranen. Er is niemand die haar troost, niemand van haar vele minnaars; geen vriend bleef haar trouw, allen zijn haar vijandig gezind. Juda is verbannen na een tijd van nood en zware onderdrukking; zij zit neer te midden van de volken, maar vindt geen rust: haar vervolgers belagen haar, drijven haar in het nauw.

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 1:11-22 Eerste lied: het bittere lot van Jeruzalem 2

Alle inwoners zuchten en steunen, op zoek naar wat brood, ze ruilen hun kostbaarheden voor voedsel, om weer levenskracht te krijgen. – HEER, zie mij, merk toch op hoezeer ik word veracht. Jullie die hier voorbijgaan, raakt het jullie niet? Merk toch op en zie: is er leed als het leed dat mij wordt aangedaan, dat de HEER op de dag van Zijn toorn over mij heeft uitgestort? Hij liet uit de hoogte vuur neerdalen, dat in mijn gebeente brandt. Hij spande een valstrik voor mij, Hij deed mij terugdeinzen. Hij verwoestte mijn leven en maakte me ziek, dag na dag. Hij heeft mijn overtredingen gebundeld en ze vastgemaakt als een juk; ze drukken zwaar op mijn nek, mijn kracht is gebroken.

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 2:1-11 Tweede lied: de HEER als vijand 1

Ach, hoe hult de Heer in Zijn toorn Sion in donkere wolken. Hij heeft vanuit de hemel Israëls luister ter aarde geworpen, Hij zag op de dag van Zijn toorn niet naar Zijn voetenbank om. De Heer heeft Jakobs weidegrond meedogenloos verwoest, Hij heeft in Zijn woede de vestingen van Juda vernietigd, Hij heeft het koninkrijk vernederd en Zijn leiders onteerd. Hij heeft in brandende toorn Israëls macht gebroken, Hij trok Zijn rechterhand terug, niet langer weerhield Hij de vijand. Hij is tegen Jakob ontbrand als een laaiend, allesvernietigend vuur. Hij spande als een vijand Zijn boog, met vaste rechterhand, als een tegenstander doodde Hij hun kostbaarste bezit.

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 2:12-22 Tweede lied: de HEER als vijand 2

Ze blijven hun moeders vragen: ‘Is er geen brood en wijn?’, versmachtend op de pleinen van de stad, als gewonden op het slagveld; in de armen van hun moeders stroomt het leven uit hen weg. Waarmee zal ik je vergelijken, Jeruzalem, welk voorbeeld kan ik je tonen? Waaraan zal ik je gelijkstellen, vrouwe Sion? Hoe kan ik je troosten? Wijd als de zee gapen je wonden – wie kan je genezen? Je profeten hebben je bedrogen met valse visioenen – hadden ze maar je wandaden onthuld om je lot nog te keren! Ze hebben je valse orakels verkondigd om je te misleiden. Allen die voorbijgaan wringen de handen als ze jou zien; ze sissen van afschuw, schudden meewarig het hoofd over Jeruzalem:

0Shares
Lees meer ...
Page 1 of 2
1 2