Page 3 of 19
1 2 3 4 5 19

Ezechiël 20:13-25 Israël opstandig en ontrouw 2

Maar ook in de woestijn was het volk van Israël opstandig. Ze hielden zich niet aan Mijn wetten en negeerden Mijn regels, die leven brengen aan iedereen die zich eraan houdt, en hielden de sabbat niet in ere. Daarom wilde Ik daar in de woestijn Mijn woede over hen uitstorten en hen vernietigen. Ik deed het niet, want Ik wilde Mijn naam niet ontwijden bij de volken die hadden gezien hoe Ik hen had weggeleid. Wel zwoer Ik in de woestijn de eed dat Ik hen niet naar het land zou brengen dat Ik hun geven wilde, een land dat overvloeit van melk en honing, de parel onder de landen van de wereld. Ze leefden immers niet naar Mijn voorschriften,

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 20:26-36 Israël opstandig en ontrouw 3

Met hun eigen offergaven maakte Ik hen onrein, hun eerstgeboren kinderen liet Ik hen offeren, opdat ze in ontzetting zouden beseffen dat Ik de HEER ben.” Spreek daarom opnieuw tegen het volk van Israël, mensenkind, zeg hun: “Dit zegt God, de HEER: Jullie voorouders hebben Mij ook verder nog met hun ontrouw bespot. Ik bracht hen naar het land dat Ik hun onder ede beloofd had, maar bij elke heuvel en bij iedere schaduwrijke boom die ze zagen, offerden ze hun vee en krenkten ze Mij met hun offers. Daar brachten ze hun geurige reukoffers en daar plengden ze hun wijnoffers. Ik vroeg:

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 20:37-44 Israël opstandig en ontrouw 4

Ik zal je onder Mijn herdersstaf dwingen en je houden aan de verplichtingen van ons verbond. Wie tegen Mij in opstand komen en rebelleren, zal Ik scheiden van de anderen: Ik zal hen wegleiden uit hun ballingschap, maar niet om hen naar hun eigen land terug te brengen. Jullie zullen weten dat Ik de HEER ben. Luister, volk van Israël! Dit zegt God, de HEER: Loop maar achter je afgoden aan, ga daar rustig mee door als jullie niet naar Mij willen luisteren, maar Mijn heilige naam zullen jullie niet langer met je offers en afgoden ontwijden.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1

Weer richtte de HEER zich tot mij: ‘Mensenkind, richt je blik naar het zuiden, klaag het aan en profeteer tegen het struikgewas daar. Zeg: “Luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Ik steek je in brand, en het vuur zal al het levende en dorre hout verteren. De laaiende vlam zal niet doven, alle gezichten, in noord en zuid, zullen erdoor worden verschroeid, en alles wat leeft zal weten dat Ik die vlam heb aangestoken. Het vuur zal niet doven!”’ Ik antwoordde: ‘Ach HEER, mijn God, zullen ze dan niet zeggen: “Hij spreekt in raadselen, die man!”’ De HEER richtte zich tot mij:

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2

Schreeuw het uit, mensenkind, en sla je op je heup, want het zwaard treft Mijn volk, het verwondt Israëls vorsten, Mijn volk wordt door het zwaard geveld. Het volk wordt beproefd, en wat als ook de staf die al het hout veracht er niet meer is? – zo spreekt God, de HEER. Mensenkind, profeteer, sla je handen op elkaar, en laat het zwaard tweemaal, driemaal zijn werk doen. Het is een zwaard dat klieft, dat velen doorboort, dat diep in hen doordringt. De schrik slaat hun om het hart, velen struikelen en vallen! Het zwaard stuur Ik af op hun steden, verwoestend doet het zijn werk.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3

Dit zegt God, de HEER: Omdat jullie zelf Mij aan je schuld hebben herinnerd, omdat jullie misdaden aan het licht zijn gekomen en al jullie zonden en wandaden zichtbaar zijn, omdat jullie zelf Mij aan je gedrag hebben herinnerd – daarom zullen jullie in handen van de vijand vallen. En wat jou betreft, goddeloze, ontaarde vorst van Israël: voor jou is de dag van de afrekening gekomen. Dit zegt God, de HEER: Weg met je tulband, zet af die kroon! Niets blijft hetzelfde, wat laag is wordt hoog, wat hoog is wordt laag.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 22:1-17 Oordeel over Jeruzalem 1

De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, oordeel over de bloedstad, oordeel en laat haar al haar gruweldaden beseffen. Zeg: “Dit zegt God, de HEER: Je bent een stad van bloedvergieten, en daarom is je tijd gekomen! Je bent een stad vol afgodsbeelden en daardoor ben je onrein. Je bent schuldig door al het bloed dat je hebt vergoten, je bent onrein door de afgodsbeelden die je hebt gemaakt. Daarom zijn je dagen geteld en is de grens van je jaren bereikt. Ik zal je uitleveren aan de hoon en spot van alle volken en landen. Dichtbij en ver weg zullen ze zich vrolijk over je maken, want je naam is bezoedeld, en groot is de verwarring binnen je muren.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 22:18-31 Oordeel over Jeruzalem 2

‘Mensenkind, het volk van Israël is Mij niet meer waard dan de slakken die overblijven wanneer koper en tin, ijzer en lood samen in een oven worden gesmolten; niets dan schuim is ervan over. Daarom – dit zegt God, de HEER: Omdat jullie nu niet meer dan schuim zijn, breng Ik jullie in Jeruzalem bijeen. Zilver, koper, ijzer, lood, tin: het gaat allemaal de oven in, en het vuur wordt aangeblazen om het te laten smelten. Net zo zal Ik jullie in Mijn hevige woede bijeenbrengen en jullie laten smelten in het vuur; Ik zal jullie in Jeruzalem samenbrengen, Ik zal het vuur van Mijn woede over je heen blazen zodat jullie smelten.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 23:1-16 Ohola en Oholiba 1

De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, er waren eens twee vrouwen, dochters van dezelfde moeder. De oudste heette Ohola, haar zuster Oholiba. Al toen ze jong waren, waren ze ontrouw, in Egypte. Daar werden hun borsten betast en lieten ze zich, terwijl ze nog maagd waren, in hun tepels knijpen. Daarna werden ze de mijne, en ze baarden zonen en dochters. (Wat hun namen betreft: Ohola is Samaria en Oholiba is Jeruzalem.) Maar Ohola was Mij ontrouw, ze hunkerde naar haar minnaars, de Assyriërs – strijders die zich kleedden in purper, ruiters te paard, gouverneurs en stadhouders, allemaal aantrekkelijke jongemannen.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2

De Babyloniërs kwamen met haar de liefde bedrijven, en maakten haar onrein door haar als hoer te gebruiken. Zo werd ze onrein, en ze kreeg een afkeer van hen. Toen ze zich openlijk als een hoer gedroeg en zich naakt liet zien, kreeg Ik een afkeer van haar, zoals Ik ook van haar zuster een afkeer had gekregen. Ze dacht terug aan de dagen van haar jeugd, toen ze ontrouw was in Egypte, en bedreef nog meer overspel. Ze verlangde terug naar haar minnaars daar, die zo zwaar geschapen zijn als ezels en hun zaad lozen als hengsten. Jij, Oholiba, verviel weer in de schanddaden van je jeugd, toen ze in Egypte in je tepels knepen omdat je jonge borsten had. Daarom – dit zegt God, de HEER:

0Shares
Lees meer ...
Page 3 of 19
1 2 3 4 5 19