Zelfs de stenen klagen je aan vanuit de muur, en de balken stemmen ermee in vanuit het gebinte. ‘Wee hem die een stad bouwt op bloed en een vesting op onrecht.’ Is dit niet de wil van de HEER van de hemelse machten:

volken zwoegen voor een verslindend vuur, landen matten zich af voor niets? Maar zoals de zee vol water is, zo zal de aarde vol kennis van de grootheid van de HEER zijn. ‘Wee hem die iemand te drinken geeft en daar gif aan toevoegt, die iemand dronken voert om hem naakt te zien.’ Vol van schande ben je, zonder eer; ook jij zult moeten drinken en je voorhuid laten zien. De rechterhand van de HEER reikt je de beker aan, schande over je eer! Het geweld tegen de Libanon zal je achtervolgen, de slachting onder de dieren zal je verbijsteren, net als het bloed dat je vergoten hebt en de gewelddaden die je hebt begaan tegen het land, de stad en haar bewoners. Wat heb je aan een godenbeeld, gebeeldhouwd door zijn maker? Aan een gegoten beeld dat leugens verkondigt? Wie vertrouwt zich nu toe aan wat hij zelf heeft gemaakt? Wat hij maakt zijn stomme afgoden! ‘Wee hem die tegen een stuk hout zegt:

“Word wakker!” en tegen een stomme steen:

“Sta op!”’ Zal dat beeld iets verkondigen? Het is wel gevat in goud en zilver, maar er zit geen leven in. De HEER troont in Zijn heilig paleis. Aarde, wees stil voor Hem!

Loading

0Shares