Page 2 of 7
1 2 3 4 7

2 Samuel 5:1-5 David tot koning van Israël gezalfd

Alle stammen van Israël kwamen bij David in Hebron en zeiden tegen hem: ‘Hier zijn we, uw eigen vlees en bloed.  Ook vroeger al, toen Saul nog over ons regeerde, was u degene die de troepen van Israël aanvoerde. De HEER heeft u beloofd: Jij zult Mijn volk, Israël, weiden; jij zult vorst over Israël zijn.’

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 5:6-16 De inname van Jeruzalem

De koning en zijn mannen trokken op naar Jeruzalem, waar de Jebusieten woonden. De Jebusieten zeiden tegen David: ‘U komt er niet in! Sterker nog: de lammen en de blinden zullen u verjagen! David komt er niet in!’  Toch veroverde David de bergvesting van Sion, de huidige Davidsburcht, en hij verklaarde: ‘Wie de Jebusiet wil verslaan, hoeft slechts de watertoevoer af te snijden. En wat de lammen en de blinden betreft, die veracht ik uit de grond van mijn hart.’

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 5:17-25 Twee aanvallen van de Filistijnen afgeslagen

Toen de Filistijnen hoorden dat David tot koning van Israël was gezalfd, rukten ze met al hun troepen uit omdat ze hem wilden overmeesteren. Zodra David dit vernam, verschanste hij zich in de bergvesting.  De hele vallei van Refaïm stond al vol Filistijnen.  David wendde zich tot de HEER en vroeg: ‘Zal ik de Filistijnen aanvallen? Zult U ze aan mij uitleveren?’ De HEER antwoordde: ‘Ga op hen af! Ik verzeker je dat Ik de Filistijnen aan je zal uitleveren.’

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 6:1-11 De ark van God overgebracht naar Jeruzalem 1

Weer riep David alle weerbare mannen van Israël bijeen; het waren er dertigduizend.  Hij ging met zijn gevolg op weg om de ark van God op te halen uit Baäla in Juda, de ark waaraan een bijzondere naam verbonden is: die van de HEER van de hemelse machten, die op de cherubs troont.  Ze haalden de ark van God uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel ligt, en laadden hem op een nieuwe wagen. Abinadabs zonen Uzza en Achio leidden de wagen; Achio liep voor de ark uit.

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 6:12-23 De ark van God overgebracht naar Jeruzalem 2

Toen koning David hoorde dat de HEER Obed-Edom en zijn familie en bezittingen had gezegend vanwege de aanwezigheid van de ark van God, ging hij naar het huis van Obed-Edom om de ark feestelijk in te halen in de Davidsburcht.  Telkens als de dragers van de ark van de HEER zes passen gedaan hadden, offerde hij een stier en een vetgemeste koe.  Vol overgave danste hij voor de HEER, slechts gekleed in een linnen priesterhemd.  Onder gejuich en stoten op de ramshoorn brachten David en de Israëlieten de ark van de HEER de berg op.  Toen de ark de Davidsburcht werd binnengedragen, stond Michal, de dochter van Saul, al op de uitkijk bij haar venster.

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 7:1-16 Toezeggingen over de voortzetting van Davids koningshuis 1

Toen de koning zijn intrek had genomen in het paleis en de HEER hem rust had gegeven door hem van al zijn vijanden te verlossen,  zei de koning tegen de profeet Natan: ‘Kijk nu toch! Ik woon in een paleis van cederhout, terwijl de ark van God in een tent staat.’  ‘Doe wat uw hart u ingeeft,’ antwoordde Natan, ‘de HEER staat u immers ter zijde.’  Maar diezelfde nacht richtte de HEER zich tot Natan: ‘Zeg tegen Mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de HEER: Wil jij voor Mij een huis bouwen om in te wonen?  Ik heb toch nooit in een huis gewoond, vanaf de dag dat Ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot nu toe! Al die tijd trok Ik rond in tent en tabernakel.

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 7:17-29 Toezeggingen over de voortzetting van Davids koningshuis 2

Natan bracht alles wat hij had gezien en gehoord aan David over.  Koning David ging het heiligdom binnen, nam plaats voor de HEER en bad: ‘Wie ben ik, HEER, mijn God, wat is mijn familie, dat U mij zo ver hebt gebracht?  En alsof dat nog niet genoeg was, HEER, mijn God, hebt U ook gesproken over de toekomst van mijn koningshuis. Moge dit de mensheid tot wet worden gesteld, HEER, mijn God.  Wat kan ik verder nog zeggen? U kent Uw dienaar, HEER, mijn God.  U hebt al deze grootse dingen gedaan en ze aan mij bekendgemaakt omdat U handelt naar Uw woord en U houdt aan wat U zich hebt voorgenomen.  Daarom bent U groot, HEER, mijn God. Het is zoals ons altijd is voorgehouden: zoals U is er geen, er bestaat geen andere God dan U.

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 8:1-14 Davids overwinningen

Enige tijd later versloeg David de Filistijnen. Hij onderwierp hen en ontnam hun het bestuur over hun hoofdstad.  Ook de Moabieten versloeg hij. Hij dwong hen op de grond te gaan liggen en mat de rij af met een touw: twee derde van de rij moest worden gedood en één derde mocht in leven blijven. Sindsdien waren de Moabieten aan David onderworpen en moesten ze schatting afdragen.  Later versloeg hij Hadadezer, de zoon van Rechob, de koning van Soba, toen deze op weg was om zijn macht over het gebied langs de Eufraat te herstellen.  David nam zeventienhonderd wagenmenners en twintigduizend man voetvolk gevangen. De strijdwagens schakelde hij uit door van alle paarden, op honderd span na, de pezen door te laten snijden.

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 8:15-18 Davids ambtenaren

David regeerde over heel Israël. Hij behandelde zijn onderdanen goed en rechtvaardig.  Joab, de zoon van Seruja, was opperbevelhebber van het leger; Josafat, de zoon van Achilud, was kanselier;  Sadok, de zoon van Achitub, en Abjatar, de zoon van Achimelech, waren priester; Seraja was hofschrijver; Benaja, de zoon van Jojada, was bevelhebber van de Keretieten en Peletieten.

0Shares
Lees meer ...

2 Samuel 9:1-13 David en de zoon van Jonatan

David vroeg: ‘Is er nog iemand over van de familie van Saul? Die zal ik dan goed behandelen, dat ben ik aan Jonatan verplicht.’  Nu was er bij de familie van Saul een zekere Siba in dienst. Hij werd bij David geroepen, en de koning zei tegen hem: ‘Bent u Siba?’ ‘Uw dienaar, heer,’ antwoordde hij.  De koning vroeg hem: ‘Is er nog iemand over van de familie van Saul? Die zal ik goed behandelen, zoals God dat voorschrijft.’ Siba antwoordde: ‘Er is nog een zoon van Jonatan, een kreupele.’ ‘Waar is hij?’ vroeg de koning hem, en Siba antwoordde: ‘Hij woont bij Machir, de zoon van Ammiël, in Lo-Debar.’ Koning David liet de zoon van Jonatan, de kleinzoon van Saul, ophalen uit het huis van Machir in Lo-Debar.

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 7
1 2 3 4 7